Onze op onderduik ingerichte achterkamer oogt volstrekt overbodig
Column Jan van DammeWe hadden onze achterkamer al ingericht. Of tuinkamer, of studeerkamer, in elk geval, de ruimte in ons huis die het verst van de straatkant af ligt. De eindejaarsopstelling, zo was de gangbare benaming geworden. Dat wil zeggen: een gerieflijke mand, een berg gezonde kauwkluifjes, een waterbak en een voorraad brokken voor minstens twee dagen. En, misschien nog wel het belangrijkst van al, de geluidsinstallatie met een stapel kerst- en wintercd’s.
Delen per e-mail
Sinds begin deze maand hoorden we tijdens het uitlaten verdwaalde knallen. Soms in het oosten, soms in het westen, er was geen staat op te maken. Niet dat de ontploffingen veel om het lijf hadden, maar ze waren hard genoeg om onze zeker niet schotvaste Dibbe, onze Friese Stabij, danig de stuipen op het lijf te jagen.
Gratis onbeperkt toegang tot Showbytes? Dat kan!
Log in of maak een account aan en mis niks meer van de sterren.Lees Meer
-
PREMIUM
Zelfs het donker was fascinerend
Waar wilden we heen? Het antwoord op die vraag zijn we bijna vergeten. In de houdgreep van corona hebben we zoals iedereen alle plannen in de ijskast gezet. Als de wereld helemaal ontdooid is, zal daar bij ons een voucher uitkomen voor een vliegreis naar Athene met daarbij een boeking voor een hotel in het hart van de polis. -
PREMIUM
Column Jan van Damme Geduld, als je dat nou eens kon bestellen
Dat was nog eens een opbeurend begin van de dag. Ze kwam even aan mijn bureau staan. De laatste dikke pil van Oek de Jong in de hand. Ze had 'm uit. Er klonk enige teleurstelling door in haar stem. Maar dat moest ik niet verkeerd opvatten. Ze had de zwaar in Zeeland gewortelde 'Zwarte schuur’ zo mooi gevonden dat ze het uitlezen steeds had uitgesteld. De laatste week had ze zichzelf op een rantsoen gezet van maximaal tien pagina's per dag. Om het maar te rekken. -
PREMIUM
COLUMN JAN VAN DAMME Nee geen stikstof, maar winterstof
Houd de deur goed vast. Als de wind er vat op krijgt, slaat ‘ie kapot. Ik zette me schrap. Met het lichten van de klink gooide ik er mijn volle gewicht tegenaan. De wind stond uit het zuidwesten, drukte de schuurdeur dicht. Ik moest uiteindelijk trekken om een opening te krijgen. Tot er een spleet kierde. Opeens leek er een stormbries vanuit de schuur op te steken, de deur wilde open zwiepen. Het ging net goed. -
PREMIUM
Column Jan van Damme Koeman naar Barcelona, Grapperhaus in het nauw, heel belangrijk allemaal, maar Wyb loopt.
Houd u maar vast. Dit hoekje is deze keer helemaal voor Wybren. Want: Wybje loopt! -
PREMIUM
Column Jan van Damme Toespraak
Het is al even geleden dat ik zo lang en zo strak door iemand ben aangekeken. Hoeveel tijd nam zijn verhaal in beslag? Tien, vijftien minuten, schat ik. En al die tijd was er die blik. Geen pretoogjes deze keer, geen lachrimpeltjes. Denkrimpels, het was ernst.
-
PREMIUM
Column Jan van Damme Opeens voelde ik me de zeer gemiddelde Zeeuw
Ik had wel nummer 4662 willen zijn. Maar ja, als het op enquêtes aankomt, hoor ik er pas van als de uitslag in de krant staat. Ik word nooit eens gebeld met de vraag wat ik vind van premier Rutte, het mondkapje, ecologisch tuinieren of de rattenplaag. -
PREMIUM
Column Jan van Damme Geen kermis en toch is het lente
Dezer dagen reden de eerste woonwagens de Markt op. Meestal twee grote, met een voorbalkon. En dan nog een stuk of vier caravans. Dat waren de onderkomens van het kermisvolk in Groede. De wagens werden gestald op de strook grind tussen de kerk en de muziektent. -
PREMIUM
Column Jan van Damme Ik zou graag nog eens een ouderwetse bak vertellen
De lach is weg. Ja, ik voel mee met René Diekstra, de man met de expressieve bretellen. Gisteren constateerde hij in de krant dat het lachen ons vergaan is sinds het uitbreken van de coronapandemie bijna een jaar geleden. De hele godganse dag sijpelt het virus in ons dagelijkse leven door. De angst voor het ontstaan van nog veel besmettelijkere varianten, de onrust creërende dagcijfers, het geneuzel over een avondklok. Als we al naar een winkel gaan, zien we alleen elkaars ogen, een minzame of een uitnodigende glimlach blijft verborgen achter onze mondkapjes.